Subsidie voor uitbreiding huisartsenopleiding Aruba

De Tijdelijke Werkorganisatie Nederland heeft Aruba een subsidie van 3 miljoen gulden verleend om de lokale huisartsenopleiding in Aruba uit te breiden. Het streven is dat eind 2030  tien nieuwe lokaal opgeleide huisartsen afstuderen. Hiermee zal Aruba in totaal 60 huisartsen beschikbaar hebben. Met de subsidie kan de opleidingscapaciteit per september 2023 tot en met 2030  met een kwart vergroot worden .

Beeld: ©Tijdelijke Werkorganisatie / Adobe Prostock Studio

Aanleiding van het project is het tekort aan huisartsen waarmee Aruba kampt. Uit onderzoek blijkt dat tussen 2021 en 2030 ongeveer 15 huisartsen met pensioen gaan of hun praktijk zullen stoppen. Ook willen huisartsen steeds vaker deeltijd werken. Naast het groeiende tekort aan huisartsen is de zorgvraag bij de tweede lijnzorg en spoedeisende hulp hoog. Dit gaat gepaard met hoge kosten en ongewenste lange wachttijden bij specialisten.

De uitbreiding houdt in dat ook in de AruBIG geregistreerde basisartsen, die met name landskinderen zijn, kunnen solliciteren voor de opleiding. De nieuwe lichtingen huisartsen zullen Papiamento kunnen (of leren) en een betere affiniteit met de sociaal culturele aspecten van Aruba ontwikkelen. Hierdoor kunnen patiënten al op de eerste lijn beter behandeld worden en kan de tweede lijn worden ontlast. Meer beschikbare artsen betekent ook dat een patiënt een vaste huisarts heeft, minder doorverwezen wordt naar de tweede lijn en het ziekenhuis zich kan focussen op superspecialisatie.

Om de kwaliteit van de opleiding te waarborgen wordt onder andere nauw samengewerkt met de Vrije Universiteit in Amsterdam. De huisartsenopleiding van de VU houdt toezicht op de kwaliteit van het curriculum en is belast met de begeleiding van de opleiders. De artsen die de opleiding voltooien zullen zowel de AruBIG als de Nederlandse BIG registratie krijgen.

In dit project wordt ook samengewerkt met stakeholders Huisartsenvereniging Aruba (HAVA) en, meer op afstand, het Ministerie van Toerisme en Volksgezondheid en het Ministerie van Onderwijs.